De samenwerking tussen The Brand Identity en Antalis Creative Power is het uitgangspunt voor een onderzoek van The A Paper, naar verschillende ondergesneeuwde en onderbelichte onderwerpen in de wereld van het grafisch ontwerp van nu. Voor deel 1 onderzoeken we de verschillen tussen analoge en digitale ontwerpmethodieken. We praten met: Jesse Reed, medeoprichter van ontwerpbureau Order uit Brooklyn en uitgever van de Standards Manual; de in Londen gevestigde ontwerper en kunstenaar Sarah Boris; de Parijse typograaf Morgane VanTorre; en Ben Haworth, medeoprichter van creatieve studio Soft Power uit Londen.
De samenwerking tussen The Brand Identity en Antalis Creative Power is het uitgangspunt voor een onderzoek van The A Paper, naar verschillende ondergesneeuwde en onderbelichte onderwerpen in de wereld van het grafisch ontwerp van nu. Voor deel 1 onderzoeken we de verschillen tussen analoge en digitale ontwerpmethodieken. We praten met: Jesse Reed, medeoprichter van ontwerpbureau Order uit Brooklyn en uitgever van de Standards Manual; de in Londen gevestigde ontwerper en kunstenaar Sarah Boris; de Parijse typograaf Morgane VanTorre; en Ben Haworth, medeoprichter van creatieve studio Soft Power uit Londen.
Wat zijn de verschillen in werkwijze wanneer je iets digitaal dan wel analoog aanpakt? Zowel wat betreft creatieve keuzes als technische handelingen zijn beide heel verschillend. En misschien wel veel meer met elkaar verstrengeld, dan we in eerste instantie denken. Immers, de meeste gedrukte publicaties komen volledig via de computer tot stand, en digitale huisstijlen worden nog steeds óók gepresenteerd met een tastbare proefdruk van het nieuwe visitekaartje. De digitale wereld kwam na het tijdperk van de drukkunst. Het is wat betreft esthetiek volledig op die kunst gebaseerd. Digitaal is nu wel het platform waar we ’s ochtends allemaal mee wakker worden. Hoe beïnvloeden die werk- en vakgebieden elkaar, en is digitaal te verkiezen boven print?
“Bij drukwerk ben je vastbesloten iets moois te maken in een definitieve en tastbare vorm,” aldus de in Londen gevestigde grafisch ontwerper en kunstenaar Sarah Boris. Boris verwijst naar proces achter drukwerk dat “sterk op samenwerking is gebaseerd”. Zij legt aan de hand van het voorbeeld van een te maken boek uit, hoeveel rollen achter een drukproductie schuilgaan: auteur, redacteur, uitgever, verkoop- en marketingteam, distributeur, boekhandels, en natuurlijk de ontwerper zelf. Allen dragen zij bij aan de vormgeving en het gedrukte eindresultaat.”
Hoewel een digitaal procedé ook intensieve samenwerking vereist, is dat met een andere taakverdeling, merkt Boris op. Dat “de taal ervan anders is,” hoeft niet per se slecht te zijn. “Ik werk bijvoorbeeld graag met webontwikkelaars en vind het heerlijk na te denken over het omslaan van bladzijden in drukwerk én wat scrollen op een scherm betekent voor het ontwerpproces.” De twee procedés lijken vaak tegen elkaar te worden opgezet, alsof ze in competitie zijn met elkaar. Terwijl het interessanter is een discussie kan voeren over de vraag wat ze elkaar juist dankzij de verschillen te bieden hebben.
‘Order and Standard’s Manual’s’ boek waarin NASA’s archieven zijn gedocumenteerd
"Het verschil tussen het ontwerpen van een boek en een poster is vergelijkbaar met het verschil tussen het ontwerpen van een doos en een website,” aldus Jesse Reed, medeoprichter van ontwerpbureau Order uit Brooklyn en uitgever van de ‘Standards Manual’ een tool voor digitale merkrichtlijnen en normen. Daarmee wil hij zeggen dat al veel verschillen bestaan binnen de vele afzonderlijke drukmethodieken, dus laat staan tussen print- en digitale procedés. Voor de Parijse typograaf Morgane VanTorre zijn de verschillen tussen druk en digitaal in haar typografische procedés vooral gelegen in de technische details. “In het algemeen staat bij typografie op een willekeurig scherm de leesbaarheid voorop, omdat de resolutie op het scherm – hoewel die aangepast kan worden – veel fijner is dan in drukwerk. “Op het scherm wordt je blik vaak ook naar andere zaken getrokken, waardoor het gebruik van een beeldscherm vermoeiend kan zijn.” Ze legt uit dat de lettertypes die zij ontwerpt “simpel en in een oogwenk duidelijk leesbaar moeten zijn.”
Dat wetende, staat de vraag voorop welke contextuele invloeden op druk- en digitale procedés een rol spelen, en daarbij ook de beslissingen die in het creatieproces worden gemaakt. Al zolang digitale lettertypes bestaan, wordt voor digitale fonts gebruikgemaakt van inktvallen en schreven. Waar schreven wellicht nog een actuele functie hebben, namelijk de leesbaarheid vergroten, hebben inktvallen in de digitale wereld slechts de functie van een herkenbaarheid. “Ik denk bijvoorbeeld aan klassieke inktvallen, die oorspronkelijk bedoeld waren om tegenvormen in drukwerk te optimaliseren,” legt VanTorre uit, “iets dat oorspronkelijk functioneel was, is heruitgevonden voor esthetische doeleinden.”
De invloed van het digitale aspect op drukprocedés kan dus zowel positief als negatief worden uitgelegd. Denk bijvoorbeeld aan het ontwerpen van een gedrukte publicatie via software als InDesign. “Digitale tools worden steeds efficiënter en geavanceerder,” aldus VanTorre. Ze merkt op dat de snelheid en mogelijkheden van software tijdbesparend en dus productiviteitsverhogend werken. “Je hoeft niet meer met een scherp oog letters op papier te tekenen voordat je ze kunt digitaliseren,” legt ze uit, en ze wijst op de toenemende populariteit en toegankelijkheid van typografie in de wereld van het grafisch ontwerp, de beheersing van het ambacht is wellicht geen absolute vereiste meer.
_________________
“Er is een aanname dat digitaal meestal sneller is, maar dat is niet zo.
__________________
“Veel ontwerpers laten het papier geheel links liggen en tekenen [lettertypes] rechtstreeks in de software,” vervolgt VanTorre. Ze vraagt zich af of deze ontwikkeling het ontwerp en de ontwerper niet ontsiert. “We moeten voorzichtig zijn en niet uit het oog verliezen dat software in de eerste plaats een hulpmiddel is, en geen hoofdrolspeler in het maakproces.” De ontwerper is de “maker”, en heeft de taak “software zo te beheersen dat hij of zij naar kunst en kunnen creativiteit oorspronkelijk kan inbrengen.” Maar welke invloed hebben deze hulpmiddelen en de snelheid, het gemak en de toegankelijkheid ervan op de relatie van de ontwerper met het werk?
“Het digitale procedé wordt, geloof ik, doorgaans gezien als sneller. Dat klopt niet altijd,” zegt Boris. Zij heeft digitale en drukwerkprojecten gedaan die lang of kort duurden. Dit roept de vraag op of de veronderstelde traagheid van drukwerk ook betekent dat het eindresultaat relevanter is dan iets digitaals. Boris vindt dat een misvatting en zegt dat enkele van haar favoriete en beste werken het snelst klaar waren. “Een drukproject zit vaak al even in mijn hoofd, ik loop er eerst een tijdje mee rond. Als ik dan eenmaal aan de slag ga, is het vrij snel af.” Doordat drukwerk achteraf niet veranderd kan worden, en je dus uitgebreide controles moet uitvoeren en overal goed over na moet denken, is het gevoel van creatieve en persoonlijke betrokkenheid misschien wél groter.
In aansluiting op die uitspraak, merkt Ben Haworth, medeoprichter van de in Londen gevestigde creatieve studio Soft Power, op dat de traagheid van drukwerk vaak meer te maken heeft met technische en administratieve aspecten van het project dan met creatieve overwegingen – digitale procedés duren volgens hem vaak even lang als, zo niet langer dan, drukwerkprojecten. “Een belangrijk onderdeel van het drukprocedé is onaangename verrassingen bij de oplevering van het eindproduct te voorkomen,” aldus Haworth. “Dat betekent dus wachten op monsters, verstuurde dummy’s en testresultaten.” Hij voegt daar raak aan toe: “Ondertussen alle tijd om tijdens het wachten iets digitaals te doen.”
Kunnen technische beperkingen creativiteit ook in de weg zitten? “Bij drukwerk heb ik het gevoel dat ik meer controle heb,” zegt Boris, “er wordt minder gerommeld met het ontwerp dan in digitale procedés, waar ontwerpen geschikt moeten zijn voor verschillende platforms en ook responsief moeten zijn,” wat eens te meer vraagtekens zet bij de aanname dat digitale procedés meer creatieve vrijheid bieden dan drukprocedés. “In drukprocedés staat esthetiek volgens mij meer centraal omdat er sprake is van maximale controle, en alles specifiek voor elke opmaak wordt ontworpen,” aldus Boris, waarmee zij tegenspreekt dat met de snelheid van digitale procedés, eindresultaten meer visueel dan conceptueel gedreven zouden zijn.
Hier zit de kern van deze discussie, dit is waar het in de industrie en in de creatieve praktijk om draait: het enthousiasme en de persoonlijke betrokkenheid van de ontwerpers bij wat zij doen en hoe zij dat doen. Of het nu gaat om de “ontegenzeglijke toegevoegde waarde’” van drukwerk “dankzij de textuur van de drager,” zoals VanTorre benoemt, of de “kracht” van “oude ambachtelijk gemaakte pixels die de confrontatie aangaan met oprechte menselijke emotie,” zoals Haworth zich herinnert naar aanleiding van het filter dat zij ontwierpen voor de winnaars van de D&AD Pencil. Design, op welk niveau dan ook, is in staat ons in vervoering te brengen, ongeacht de ruimte waarin het zich bevindt. “We hoorden dat een herontwerp van een website de cultuur van een bedrijf had verbeterd,” vertelt Haworth om de voldoening van werken in een digitale ruimte toe te lichten.
Voor drukwerk zit de voldoening in een groter gevoel van tastbaarheid. VanTorre: “Drukwerk heeft iets gevoeligs dat onze ogen, onze handen en zelfs onze neus wakker maakt, en dat beleven we nooit achter onze schermen.” Boris geniet van het dankbare gevoel dat drukwerk oproept: “Iets tastbaars maken dat kan voortbestaan en dat zonder stroom of scherm kan worden bekeken, is in deze tijd fijner dan ooit,” met name nu we allemaal “zo veel (te veel)” tijd op schermen kijken.
VanTorre geeft daarnaast aan dat dit wellicht meer iets zegt over haar “eigen gevoeligheid.” Voor haar is geen sprake van rivaliteit tussen druk- en digitale procedés omdat “beide hun eigen specifieke kenmerken hebben” en ook juist een ander publiek willen bereiken. “Er worden tegenwoordig fantastische dingen gedaan met programmeren, codering en nieuwe technologieën, ik vind dat heel inspirerend en intrigerend. Het beste is, denk ik, om beide tegelijk in gedachten te houden,” en zo beide vakrichtingen te vertegenwoordigen, “ze versterken elkaar.”
Boris houdt van zowel druk- als digitale procedés en heeft geen voorkeur voor een van beide. Werken in een gebied dat je niet zo goed kent, heeft iets nieuws en uitdagends. “De voldoening die je ervaart als je een project terugkrijgt van de drukker en het in handen houdt, is niet te evenaren.” Haar handen en gezicht zitten regelmatig vol verf en inkt. “Van het mengen van verf tot aan de uiteindelijke afdruk heb je een resultaat, textuur, emotie, levendigheid die je met geen enkel digitaal werk kunt bereiken.” Haar conclusie: “Drukwerk is tastbaar en dat biedt zo veel vreugde.”
Haworth vindt een discussie over druk- versus digitaal procedé eigenlijk zinloos omdat “gedurende het project soms geluksmomenten kunnen voorkomen. Het ligt voor de hand om na te gaan welk gevoel het voltooide werk bij je oproept.” De voldoening voor Haworth bij digitaal werken is de beloning op elk interactieniveau, en bedoelt daarmee de onmiddellijke betrokkenheid van gebruikers zodra die ergens online op klikken. “De klant volgt hits, volgers en verkopen, resultaat is direct zichtbaar en telbaar, dat is een machtig gevoel.” Maar dat geldt ook voor drukwerk. “Je opent die eerste zending van een eindproduct van de drukker,” zegt Haworth. “De kosten zijn hoger dan £15 per exemplaar, en je hebt die ene gewaagde afwerking erdoor gekregen die de klant wellicht een beetje overbodig vond,” herinnert hij zich. “Gelukkig… het resultaat is prachtig... zijn we tevreden? Nou en of!” Kiezen tussen beide is moeilijk, en alleen het creatieve proces van de betrokken persoon zelf bepaalt aan welk procedé hij of zij de voorkeur geeft.
_________
Ga voor meer artikelen en onderzoek naar creativiteit naar: